Woordenschatverwerving in het VO
Het helpt als iedereen zich bewust is van de verschillende kanten van woordenschatverwerving: dat omvat namelijk niet één onderdeel, maar beslaat een breed scala aan terreinen. Niet alleen het terrein waar woorden gebruikt worden verschilt, maar ook de frequentie waarmee ze voorkomen. Uiteraard stellen niet-frequent gebruikte woorden onze leerlingen vaker voor een probleem dan veel voorkomende woorden. oa: • Woorden buiten de belevingswereld van de leerling: voor de een is de Mona Lisa heel bekend, voor de ander totaal niet • Niet-frequente alledaagse woorden: desondanks, variatie, ranja, dramatisch, stop (van het bad), mauve, perspectief • Figuurlijk taalgebruik in al zijn verschijningsvormen : van twee walletjes eten, voor het blok zetten, de boot afhouden • Schooltaalwoorden: kenmerk, aspect, oorzaak, verbinding, voordeel, citeren • Vakwoorden: reliëf, eencellige, lasnaad, leenmannen, gewest • Vakwoorden met ook nog een andere betekenis hebben: cel, stof, relatie, verbinden, mobiel