Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


stijl:stijlfiguren

Stijlfiguren

Er wordt afgeweken van het gewone taalgebruik om datgene wat je wilt zeggen, treffender, gevoeliger, sterker, of sierlijker uit te drukken.

Stijl uitleg en voorbeelden

Anticipatie

Normaal gesproken is de volgorde van de zinsdelen in een zin: onderwerp, persoonsvorm, andere zinsdelen. Wanneer je een andere woordvolgorde kiest en het woord voorop zet dat de nadruk moet hebben spreek je van een prolepis. Bij anticipatie is dit juist omgekeerd. Je bouwt als het ware een soort spanning op.

Antithese

Een antithese is een tegenstelling. Je combineert twee zaken met tegengestelde eigenschappen met elkaar.

  • Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
  • In het stille dal knettert het overal.
  • 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.

Climax

Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden. kloppen, bonzen, beuken bibberen, beven, sidderen

Cynisme

Wrede gevoelloze spot. Cynische opmerkingen maak je vaak uit frustatie.

Enumeratie

Een enumeratie is een opsomming.

  • Twee, dertien, dertig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.
  • Zij was eerst Miss Spijkenisse, toen Miss Holland en uiteindelijk Miss Universe.

Eufemisme

Het op een verzachtende manier / nette manier onder woorden brengen van iets dat heel naar of onsmakelijk is.

  • 'ingeslapen' = overleden
  • 'vomeren' = kotsen
  • Vorige week hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
  • Zij werkt op school als interieurverzorgster.
  • 'Hoe is het met de stoelgang?', vroeg de verpleegster.

Hyperbool

Iets erger maken dan het is, iets op een overdreven manier uitdrukken (overdrijving)

Voorbeelden:

  • Ik sta hier al eeuwen op je te wachten…
  • Hij schrok zich wezenloos.
  • De kinderen keken in de dierentuin hun ogen uit.
  • Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
  • Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.

Inversie

Wanneer je in een zin een ander zinsdeel dan het onderwerp voorop plaatst. Het voorop geplaatste zinsdeel krijgt meer nadruk. Morgen kom ik de CD bij je lenen. (i.p.v. Ik kom morgen een CD bij je lenen.)

Ironie

Een milde vorm van spot. Een ironische opmerking is nooit kwetsend, dan spreek je van sarcasme. Vaak bedoelt de spreker het tegenovergestelde van wat hij zegt.

  • 'Je kletst me de oren van mijn hoofd', zei de docent tegen het verlegen meisje.
  • 'Het ziet er weer schitterend uit', zei de trainer toen we in de neerstromende regen liepen.
  • De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.

Litotes

Een begrip nadrukkelijk bevestigen door het tegenovergestelde te ontkennen.

Voorbeelden:

  • Dat heb je niet slecht gedaan (i.p.v dat heb je goed gedaan)
  • Daar ben ik niet blij mee.
  • Dat is niet onwaarschijnlijk.
  • Ik vind dat geen verkeerd plan.

Paradox

Een paradox is een schijnbare tegenstelling. In eerste instantie lijkt het alsof de bewering niet klopt, als je er even over nadenkt, zie je de waarheid ervan in.

Voorbeelden

  • Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
  • Schrijven is de kunst van het schrappen.
  • Weinig alcohol kan te veel zijn.

Pleonasme

Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten. Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken.

  • De gele zonnebloemen maken de kamer van de zieke veel gezelliger.
  • In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
  • De grijze mist maakt de stad nog troostelozer.

Prolepsis

Normaal gesproken is de volgorde van de zinsdelen in een zin: onderwerp, persoonsvorm, andere zinsdelen. Wanneer je een andere woordvolgorde kiest en het woord voorop zet dat de nadruk moet hebben spreek je van een prolepsis.

Voorbeelden:

  • De klier, ik wil hem niet meer zien.
  • Deze foto, ik had die liever niet geplaatst.
  • Op tv, in de krant, op internet, overal kom je die informatie tegen.

Repetitio

Je herhaalt letterlijk hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.

Voorbeelden:

  • Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
  • Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.

Retorische vraag

Een vraag die eigenlijk een mededeling is. Je kunt geen antwoord op de vraag geven, omdat het antwoord al in de vraag opgesloten ligt.

  • Een leraar tegen z'n klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?'
  • Liggen we hier niet lekker?
  • Hebben wij dat niet allemaal wel eens gewild?

Sarcasme

(van het Griekse sarkazein = het vlees er af halen)

Bijtende spot, die (anders dan ironie) niet vriendelijk bedoeld is, maar juist bedoeld om iemand naar beneden te halen.

  • Een leraar tegen een leerling die een slecht cijfer haalt: “Je hebt je zaken wel goed geleerd, moet ik zeggen!”
  • een te laat komende leerling: “Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?”

Tautologie

Je herhaalt twee keer dezelfde woordsoort.

  • enkel en alleen
  • gratis en voor niets
  • eenzaam en verlaten
  • Dat weet hij wis en waarachtig wel.
  • Het staatshoofd werd met veel pracht en praal begraven.

Understatement

Gebruik je om ernstige (of grote) zaken als minder ernstig (of minder groot) voor te stellen.

  • Hij had een 2 voor het proefwerk, hij had dus wel een paar foutjes gemaakt.
  • 'Ik doe dat wel even', zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden.

Woordspeling

Je speelt met de dubbele betekenis van een woord, met de letterlijke en de figuurlijke betekenis.

Muizen drinken nooit alcohol, omdat ze bang zijn voor een kater.

Homoniemen

Woorden die er toevallig hetzelfde uitzien, maar een verschillende betekenis hebben.

blik → hij had een vreemde blik in zijn ogen blik → in dat blik zit rattengif

Synoniemen

Woorden die er verschillend uitzien, maar ongeveer hetzelfde betekenen.

toelichten = uitleggen

stijl/stijlfiguren.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1

Donate Powered by PHP Valid HTML5 Valid CSS Driven by DokuWiki