stijl:letterlijk_of_figuurlijk_taalgebruik
Figuurlijk en letterlijk taalgebruik
Soms kun je woorden niet letterlijk nemen. Zo'n woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is dan een vorm van beeldspraak. Een andere keer kun je een woord wel letterlijk nemen.
Als voorbeeld nemen we de volgende zin: Mickey zit in de put.
Deze zin kun je zowel letterlijk als figuurlijk gebruiken.
- Mickey is echt in de put gevallen of gekropen en zit daar dus letterlijk in. Je kunt haar zien zitten.
- Mickey heeft een onvoldoende behaald voor rekenen. Ze maakt zich nu veel zorgen. Ze voelt zich ongelukkig.
Bij 1 is er sprake van een echte waarneming; je kunt het daadwerkelijk zien dat ze daar zit.
Bij 2 is er sprake van een gevoelstoestand; het is ongrijpbaar.
Andere voorbeelden van letterlijk en figuurlijk taalgebruik:
- Letterlijk - Jan is mager. (Je kunt daadwerkelijk zien dat Jan niet dik is.)
- Figuurlijk - Dat rapportcijfer is mager. (Hier heeft mager niets te maken met de dikte. Bedoeld wordt dat het cijfer matig is.)
- Figuurlijk - Het was een zware bevalling. (Je kunt de bevalling niet op een weegschaal leggen.)
- Letterlijk - Die koffer is zwaar. (Hij weegt veel. Dat kun je controleren door hem op de weegschaal te leggen.)
Een figuurlijke betekenis kom je ook tegen bij uitdrukkingen:
- Er is geen man overboord, als het niet op tijd klaar is.
- Door hem ben ik nu mooi de sigaar.
- Hij woont in het hart van de stad.
stijl/letterlijk_of_figuurlijk_taalgebruik.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1