Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


spelling:werkwoorden:werkwoorden_voorkennis

Wat moet je eerst kunnen?

Vragen en Antwoorden

1. Wat is de stam van een werkwoord?

Antwoord: De ik-vorm. Dus: van lopen is de stam: loop

Het is ik loop

2. Wat is de persoonsvorm? (PV)

Antwoord: Het werkwoord in de zin dat verandert als je de tijd van de zin verandert.
Karel heeft gegeten . De pv = heeft , want als je de zin van tijd verandert krijg je: Karel had gegeten.

Aan de pv kan je dus zien of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat.

De pv is het eerste werkwoord van de zin, als je die zin vragend maakt: Heeft Karel gegeten? Wie heeft mijn etui geleend?

Als er in een zin één werkwoord staat, dan is dat de pv Als er in een zin twee of meer werkwoorden staan, dan zit er een pv in -meestal vooraan in de zin- en verderop in de zin vind je dan een voltooid deelwoord of een infinitief.

3. Wat is een infinitief? (Of: Hele werkwoord)

Antwoord: De infinitief is de woordenboekvorm van het werkwoord. (INF) De infinitief vind je door er te voor te zetten.

De infinitief van Ik rende is (te) rennen

Voorbeeld:

  • Jan heeft zitten spieken
  • Jan heeft(PV) zitten(INF) spieken(INF)

4. Wat is een voltooid deelwoord?

Antwoord: Een voltooid deelwoord is de werkwoordsvorm die je krijgt als je in een zin meer dan één werkwoord hebt en de pv is een vorm van de werkwoorden hebben, zijn, worden

Voorbeeld: Jan heeft gegeten. Jan wordt geslagen .

Voltooide deelwoorden kunnen ook voorkomen als bijvoeglijk naamwoord.
Dan staat het VD vlak voor een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: Het voltooide schip.

Dit soort voltooide deelwoorden schrijf je zo kort mogelijk.
Dus: Het afgebrande huis en niet afgebrandde .
Je zegt namelijk ook niet Het zwartte huis!

5. Wat is het verschil tussen sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden

Antwoord: Sterke werkwoorden hebben een verleden tijd die je vormt door een verandering van de stamklinker en zwakke werkwoorden

De stam van het werkwoord lopen is loop De stamklinker is dus oo

In de verleden tijd verandert die in een ie : liep

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt altijd op -n of -en Bijvoorbeeld: Ik heb gelopen; ik ben geboren.

6. Wat is het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

Antwoord: Zelfst. naamw. zijn woorden waar je de lidwoorden de, het of een voor kan zetten. Het huis, de jongen, een ei

Bijvoeglijke naamw. zeggen iets over dat zelfst.naamw. Bijvoorbeeld: Het grote huis, de opnieuw bestrate weg.

spelling/werkwoorden/werkwoorden_voorkennis.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1

Donate Powered by PHP Valid HTML5 Valid CSS Driven by DokuWiki