't Kofschip +x
Bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd moet er de ene keer -de en de andere keer -te achter het woord komen te staan. Het kan voorkomen dat je twijfelt welk van de twee er nu achter moet. In dat geval kan 't kofschip van pas komen. Het werkt als volgt:
We nemen het zwakke werkwoord 'wuiven' als voorbeeld. De vraag is: schrijf je dat woord in de verleden tijd nu als 'wuifte' of als 'wuifde'? Het antwoord vind je als volgt:
1. Kijk eerst naar het hele werkwoord (= wuiven) 2. Kijk welke letter er vóór de uitgang -en zit. In ons voorbeeld is dat de -v (wuiv-en) 3. Kijk of die letter (de -v) in 't kofschip voorkomt.
Is het antwoord ja? Schrijf dan stam + te(n). (De -n plaats je als het gaat om meervoud) Is het antwoord nee? Schrijf dan stam + de(n)
De letter -v komt in 't kofschip niet voor. Dat betekent dus dat we stam + de schrijven. De stam van 'wuiven' is 'wuif'. Daar voegen we -de aan toe. Het antwoord is dus: wuifde (Hij wuifde ons gedag.)
Nog een voorbeeld, maar nu met het zwakke werkwoord 'surfen'. We volgen weer de regels 1 t/m 3.
1. Het hele werkwoord is 'surfen' 2. We zien dat de letter -f vóór de uitgang -en staat 3. De letter -f komt in 't kofschip voor, dus het antwoord is 'ja'. Dat betekent dat je stam + te schrijft: Hij surfte…