Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


spelling:werkwoorden:onregelmatige_werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden

  • aanbieden - bood aan - heeft aangeboden
  • aandoen - deed aan - heeft aangedaan
  • aandrijven - dreef aan - heeft aangedreven
  • aangeven - gaf aan - heeft aangegeven
  • aanhouden - hield aan - heeft aangehouden
  • aankijken - keek aan - heeft aangekeken
  • aankomen - kwam aan - is aangekomen
  • aannemen - nam aan - heeft aangenomen
  • aansluiten - sloot aan - heeft aangesloten
  • aansnijden - sneed aan - heeft aangesneden
  • aansteken - staken aan -
  • aantrekken - trok aan - heeft aangetrokken
  • aanvallen - viel aan - heeft aangevallen
  • aanvangen - ving aan - heeft/is aangevangen
  • aanvragen - vroeg aan - heeft aangevraagd
  • aanwijzen - wees aan - heeft aangewezen
  • aanzien [2] - zag aan - heeft aangezien
  • achterblijven - bleef achter - is achtergebleven
  • afdragen - droeg af - heeft afgedragen
  • afgaan - ging af - is afgegaan
  • afhangen - hing af - heeft afgehangen
  • afkijken - keek af - heeft afgekeken
  • afkomen - kwam af - is afgekomen
  • aflopen - liep af - is/ heeft afgelopen
  • afnemen - nam af - heeft afgenomen
  • afsluiten - sloot af - heeft afgesloten
  • afvragen - vroeg af - heeft afgevraagd
  • afwijken - week af - is afgeweken
  • bedenken - bedacht - heeft bedacht
  • bederven - bedierf - is bedorven
  • bedragen - bedroeg - heeft bedragen
  • bedriegen - bedroog - heeft bedrogen
  • beginnen - begon - is begonnen
  • begrijpen - begreep - heeft begrepen
  • behouden - behield - heeft behouden
  • bekijken - bekeek - heeft bekeken
  • beschrijven - beschreef - heeft beschreven
  • besluiten - besloot - heeft besloten
  • bespreken - besprak - heeft besproken
  • bestaan - bestond - heeft bestaan
  • betreffen - betrof - heeft betroffen
  • betrekken - betrok - heeft betrokken
  • bevallen - beviel - is bevallen
  • bevinden - bevond - heeft bevonden
  • bewegen - bewoog - heeft bewogen
  • bewijzen - bewees - heeft bewezen
  • bezitten - bezat - heeft bezeten
  • bezoeken - bezocht - heeft bezocht
  • bezwijken - bezweek - is bezweken
  • bidden - bad - heeft gebeden
  • bieden - bood - heeft geboden
  • bijhouden - hield bij - heeft bijgehouden
  • bijten - beet - heeft gebeten
  • binden - bond - heeft gebonden
  • binnenkomen - kwam binnen - is binnengekomen
  • blijken - bleek - is gebleken
  • blijven - bleef - is gebleven
  • breken - brak - heeft gebroken
  • brengen - bracht - heeft gebracht
  • buigen - boog - heeft gebogen
  • deelnemen - nam deel - heeft deelgenomen
  • delven - dolf/delfde - heeft gedolven
  • denken - dacht - heeft gedacht
  • doen - deed - heeft gedaan
  • doordringen [2] - doordrong - heeft doordrongen
  • doordringen - drong door - is doorgedrongen
  • doorgaan - ging door - is doorgegaan
  • doorgeven - gaf door - heeft doorgegeven
  • doorlopen - liep door - is doorgelopen
  • doorlopen [2] - doorliep - heeft doorlopen
  • doorslaan - sloeg door - is doorgeslagen
  • doorstaan - doorstond - heeft doorstaan
  • doortrekken - trok door - heeft doorgetrokken
  • dragen - droeg - heeft gedragen
  • drijven - dreef - heeft gedreven
  • dringen - drong - heeft gedrongen
  • drinken - dronk - heeft gedronken
  • duiken - dook - heeft gedoken
  • dwingen - dwong - heeft gedwongen
  • erachterkomen - kwam erachter - is erachtergekomen
  • eruitzien - zag eruit - heeft eruitgezien
  • ervaren - ervoer - heeft ervaren
  • eten - at - heeft gegeten
  • fluiten - floot - heeft gefloten
  • gaan - ging - is gegaan
  • gedragen - gedroeg - heeft gedragen
  • gelden - gold - heeft gegolden
  • genezen - genas - heeft/is genezen
  • genieten - genoot - heeft genoten
  • geven - gaf - heeft gegeven
  • gieten - goot - heeft gegoten
  • glijden - gleed - is of heeft gegleden
  • glimmen - glom - heeft geglommen
  • goedvinden - vond goed - heeft goedgevonden
  • gooien - gooide - heeft gegooid
  • grijpen - greep - heeft gegrepen
  • hangen - hing - heeft gehangen
  • hebben - had - heeft gehad
  • helpen - hielp - heeft geholpen
  • hoeven - hoefde -
  • houden - hield - heeft gehouden
  • inbreken - brak in - heeft ingebroken
  • ingaan - ging in - is ingegaan
  • inhouden - hield in - heeft ingehouden
  • innemen - nam in - heeft ingenomen
  • inschrijven - schreef in - heeft ingeschreven
  • inzien - zag in - heeft ingezien
  • jagen - joeg - heeft gejaagd
  • kiezen - koos - heeft gekozen
  • kijken - keek - heeft gekeken
  • kijven - keef - heeft gekeven
  • klimmen - klom - heeft/is geklommen
  • klinken - klonk - heeft geklonken
  • knijpen - kneep - heeft geknepen
  • komen - kwam - is gekomen
  • kopen - kocht - heeft gekocht
  • krijgen - kreeg - heeft gekregen
  • kruipen - kroop - heeft/is gekropen
  • kunnen - kon - heeft gekund
  • laten - liet - heeft gelaten
  • lesgeven - gaf les - heeft lesgegeven
  • lezen - las - heeft gelezen
  • liegen - loog - heeft gelogen
  • liggen - lag - heeft gelegen
  • lijden - leed - heeft geleden
  • lijken - leek - heeft geleken
  • lopen - liep - heeft/is gelopen
  • meebrengen - bracht mee - heeft meegebracht
  • meedoen - deed mee - heeft meegedaan
  • meegaan - ging mee - is meegegaan
  • meenemen - nam mee - heeft meegenomen
  • meevallen - viel mee - is meegevallen
  • meten - mat - heeft gemeten
  • mislopen - liep mis - is misgelopen
  • moeten - moest - heeft gemoeten
  • mogen - mocht - heeft gemogen
  • nadenken - dacht na - heeft nagedacht
  • nakijken - keek na - heeft nagekeken
  • nemen - nam - heeft genomen
  • omgaan - ging om - is omgegaan
  • omkopen - kocht om - heeft omgekocht
  • onderduiken - dook onder - is ondergedoken
  • onderhouden - onderhield - heeft onderhouden
  • ondervragen - ondervroeg - heeft ondervraagd
  • onderwerpen - onderwierp - heeft onderworpen
  • onderzoeken - onderzocht - heeft onderzocht
  • ontbreken - ontbrak - heeft ontbroken
  • onthouden - onthield - heeft onthouden
  • ontslaan - ontsloeg - heeft ontslagen
  • ontstaan - ontstond - is ontstaan
  • ontvangen - ontving - heeft ontvangen
  • ontwerpen - ontwierp - heeft ontworpen
  • opgaan - ging op - is opgegaan
  • opgeven - gaf op - heeft opgegeven
  • opheffen - hief op - heeft opgeheven
  • ophouden - hield op - is/heeft opgehouden
  • opkijken - keek op - heeft opgekeken
  • opkomen - kwam op - is opgekomen
  • oplopen - liep op - is opgelopen
  • opnemen - nam op - heeft opgenomen
  • oproepen - riep op - heeft opgeroepen
  • opschieten - schoot op - is opgeschoten
  • opsluiten - sloot op - heeft opgesloten
  • opstaan - stond op - is opgestaan
  • opstijgen - steeg op - is opgestegen
  • optreden - trad op - heeft/is opgetreden
  • optrekken - trok op - is/heeft opgetrokken
  • opvallen - viel op - is opgevallen
  • opvliegen - vloog op - is opgevlogen
  • opwinden - wond op - heeft opgewonden
  • opzoeken - zocht op - heeft opgezocht
  • overblijven - bleef over - is overgebleven
  • overdragen - droeg over - heeft overgedragen
  • overdrijven - overdreef - heeft overdreven
  • overgaan - ging over - is overgegaan
  • overgeven - gaf over - heeft overgegeven
  • overlaten - liet over - heeft overgelaten
  • overlijden - overleed - is overleden
  • overschrijven - schreef over - heeft overgeschreven
  • oversteken - stak over - is overgestoken
  • overwegen - overwoog - heeft overwogen
  • plaatsvinden - vond plaats - heeft plaatsgevonden
  • rijden - reed - heeft gereden
  • roepen - riep - heeft geroepen
  • ruiken - rook - heeft geroken
  • schenken - schonk - heeft geschonken
  • scheppen - schiep - heeft geschapen
  • schieten - schoot - heeft geschoten
  • schijnen - scheen - heeft geschenen
  • schrijven - schreef - heeft geschreven
  • schrikken - schrok - is geschrokken
  • schuiven - schoof - heeft geschoven
  • slaan - sloeg - heeft geslagen
  • slapen - sliep - heeft geslapen
  • sluiten - sloot - heeft gesloten
  • snijden - sneed - heeft gesneden
  • spijten - speet - heeft gespeten
  • splijten - spleet - heeft gespleten
  • spreken - sprak - heeft gesproken
  • springen - sprong - heeft/is gesprongen
  • staan - stond - heeft gestaan
  • steken - stak - heeft gestoken
  • stelen - stal - heeft gestolen
  • sterven - stierf - is gestorven
  • stijgen - steeg - is gestegen
  • stinken - stonk - heeft gestonken
  • strijden - streed - heeft gestreden
  • strijken - streek - heeft gestreken
  • tegenhouden - hield tegen - heeft tegengehouden
  • tegenvallen - viel tegen - is tegengevallen
  • terugkomen - kwam terug - is teruggekomen
  • toegeven - gaf toe - heeft toegegeven
  • toenemen - nam toe - is toegenomen
  • toestaan - stond toe - heeft toegestaan
  • toewijzen - wees toe - heeft toegewezen
  • treden - trad - is getreden
  • treffen - trof - heeft getroffen
  • trekken - trok - heeft getrokken
  • uitdoen - deed uit - heeft uitgedaan
  • uitgaan - ging uit - is uitgegaan
  • uitgeven - gaf uit - heeft uitgegeven
  • uitkijken - keek uit - heeft uitgekeken
  • uitkomen - kwam uit - is uitgekomen
  • uitschelden - schold uit - heeft uitgescholden
  • uitspreken - sprak uit - heeft uitgesproken
  • uitstaan - stond uit - heeft uitgestaan
  • uitsteken - stak uit - heeft uitgestoken
  • uittrekken - trok uit - heeft uitgetrokken
  • uitzenden - zond uit - heeft uitgezonden
  • uitzien - zag uit - heeft uitgezien
  • uitzoeken - zocht uit - heeft uitgezocht
  • vallen - viel - is gevallen
  • vangen - ving - heeft gevangen
  • varen - voer - heeft/is gevaren
  • vastbinden - bond vast - heeft vastgebonden
  • vechten - vocht - heeft gevochten
  • verbergen - verborg - heeft verborgen
  • verbieden - verbood - heeft verboden
  • verbinden - verbond - heeft verbonden
  • verdwijnen - verdween - is verdwenen
  • vergelijken - vergeleek - heeft vergeleken
  • vergeten - vergat - heeft/is vergeten
  • verkopen - verkocht - heeft verkocht
  • verkrijgen - verkreeg - heeft verkregen
  • verlaten - verliet - heeft verlaten
  • verliezen - verloor - heeft verloren
  • vernemen - vernam - heeft vernomen
  • verschijnen - verscheen - is verschenen
  • verslijten - versleet - heeft versleten
  • verstaan - verstond - heeft verstaan
  • vertrekken - vertrok - is vertrokken
  • vervangen - verving - heeft vervangen
  • verwijzen - verwees - heeft verwezen
  • verzinnen - verzon - heeft verzonnen
  • verzoeken - verzocht - heeft verzocht
  • vinden - vond - heeft gevonden
  • vliegen - vloog - heeft gevlogen
  • voldoen - voldeed - heeft voldaan
  • volhouden - hield vol - heeft volgehouden
  • voorkomen - voorkwam - heeft voorkomen
  • voorschrijven - schreef voor - heeft voorgeschreven
  • voortkomen - kwam voort - is voortgekomen
  • voortrekken - trok voor - heeft voorgetrokken
  • voorzien - voorzag - heeft voorzien
  • voorzitten - zat voor - heeft voorgezeten
  • vragen - vroeg - heeft gevraagd
  • vriezen - vroor - heeft gevroren
  • wegen - woog - heeft gewogen
  • weggaan - ging weg - is weggegaan
  • weggeven - gaf weg - heeft weggegeven
  • werpen - wierp - heeft geworpen
  • weten - wist - heeft geweten
  • wijzen - wees - heeft gewezen
  • winnen - won - heeft gewonnen
  • worden - werd - is geworden
  • wrijven - wreef - heeft gewreven
  • zeggen - zei - heeft gezegd
  • zenden - zond - heeft gezonden
  • zien - zag - heeft gezien
  • zijn - was - is geweest
  • zingen - zong - heeft gezongen
  • zitten - zat - heeft gezeten
  • zoeken - zocht - heeft gezocht
  • zuigen - zoog - heeft gezogen
  • zullen - zou -
  • zwemmen - zwom - heeft gezwommen
  • zwerven - zwierf - heeft gezworven
  • zwijgen - zweeg - heeft gezwegen
spelling/werkwoorden/onregelmatige_werkwoorden.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1

Donate Powered by PHP Valid HTML5 Valid CSS Driven by DokuWiki