Verkleinwoorden
Verkleinwoorden worden in het Nederlands gevormd door toevoeging van een achtervoegsel als -je, -tje, -pje, -etje en -kje. In de regel doen we dit vlekkeloos.
paard paard-je boom boom-pje
huis huis-je jongen jong-etje winkel winkel-tje paar paar-tje
Bij woorden op -ing met achtervoegsel -kje neemt de k de plaats van de g in:
koning koninkje
beloning beloninkje
Toevoeging van -etje kan verdubbeling van de medeklinker vereisen:
zon zonnetje
kam kammetje kar karretje
Verdubbeling van de klinker is soms ook nodig:
vat vaatje
pad paadje
Zelfstandige naamwoorden eindigend op een klinker kunnen problemen opleveren. In de regel wordt het achtervoegsel aan het woord bevestigd, zolang dit geen uitspraakproblemen oplevert:
baboe baboetje
knie knietje reu reutje slee sleetje cadeau cadeautje cake cakeje
Bij woorden die eindigen op -a, -i, -o of -u krijg je wel uitspraakproblemen wanneer je de uitgang -tje eraan vastplakt: paraplu - * paraplutje. Om verkeerde uitspraak te voorkomen krijg je een dubbele klinker. Bij afbreken verdwijnt die weer.
Verkleinwoord: Bij afbreking:
a panda pandaatje panda-tje
i taxi taxietje taxi-tje o stro strootje stro-tje u paraplu parapluutje paraplu-tje
Let op de afwijkende schrijfwijze van de ee-klank aan het eind van woorden. Bij afbreken krijgt het woord de oude vorm terug.
ee slee sleetje slee-tje
‚ caf‚ cafeetje caf‚-tje er diner dineetje diner-tje
Bij woorden op y na een medeklinker is klinkerverdubbeling niet mogelijk. Daarom wordt hier een apostrof geplaatst. Bij woorden op -oy, -ay en -ey, dus een y na een klinker, wordt geen apostrof geplaatst.
Verkleinwoord: Bij afbreking:
y baby baby'tje baby-tje
y display displaytje display-tje