Los of aan elkaar geschreven
De regel is dat woorden die één begrip vormen één woord zijn en dus aan elkaar vast worden geschreven:
prentbriefkaartententoonstelling, waterpomptang, langetermijnproces, vitrinekast…
Als één woord schrijf je in ieder geval:
- woorden die aan elkaar gekoppeld zijn met de verbindingsletters -s, -e of -en:
doktersadvies, horlogemaker, boerendochter. - twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde staan als in de infinitief
(Omdat hij mij uitschold, heb ik met hem afgerekend. Hij scheldt uit wie hij wil, ik reken af met wie ik wil.) - woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel:
ervoor, erop, hierna, hiernaartoe, daarover, daartegenover, waarom, waardoor.
Soms plaats je een koppel- of scheidingsteken. Zo'n teken plaats je in de volgende gevallen:
- in woorden die onoverzichtelijk worden
huis-aan-huisblad, doe-het-zelfwinkel - tussen twee klinkers die je samen kunt uitspreken
na-apen, zo-even - bij letters, cijfers, andere tekens en St. of Sint
x-factor, 55-plusser, &-teken, Sint-Nicolaas - bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan zijn afgeleid
Noord-Frankrijk, Zuid-Hollandse, Nieuw-Zeelander - in woorden met ex-, pro-, non-, niet-, oud-, anti-
bij anti- alleen als het woord erna begint met een hoofdletter: anti-Duits, maar antivries, antiburgerlijk)
ex-man, non-profit, niet-roker, oud-voorzitter
Let op!
Bij de laatste wijziging van de Woordenlijst Nederlandse Taal is besloten om voorvoegsels als loco-, quasi-, vice-, privé- en semi- direct aan het woord te koppelen, dus zonder streepje:
locoburgemeester, quasinonchalant, vicedirecteur, privéterrein en semiautomatisch.
Een uitzondering is wanneer twee klinkers met elkaar botsen:
privé-initiatief, pseudo-intellectueel, vice-eersteminister.
Tip 1. Let op woorden als 'teveel' en 'tekort'.
Deze schrijf je alleen aan elkaar vast als ze als zelfstandig naamwoord worden gebruikt: 'het tekort is aardig opgelopen', maar… 'dat is te kort door de bocht', of 'hij heeft te veel geld', maar… 'hij heeft het teveel opgemaakt'. Hetzelfde geldt voor 'tegoed' en 'te goed': 'ik heb nog geld te goed', maar… 'het tegoed krijg ik morgen pas'.
Andere veelvoorkomende vormen van los of aaneen zijn:
- tenslotte (ik heb welbeschouwd niets gedaan) / ten slotte (ter afsluiting)
- zojuist (het is net gebeurd) / is het zo juist (is het zo goed?)
- zover (zover je het kunt zien) / zo ver (is het zo ver weg?)
- tenminste (althans, dat dacht ik) / ten minste (het is op zijn minst ongelukkig te noemen)
- weleens (dat komt soms voor) / wel eens (hij wil dat wel eens meemaken)
Tip 2. Je schrijft degene, datgene, dezelfde, hetwelk, maar… die zelfde en een zelfde.
Getallen Het aaneenschrijven van getallen, kent specifieke regels:
1. Getallen van 0 t/m 100 worden aan elkaar geschreven - anderhalf, drieëntwintig, zevenenvijftig, drievierde, negenentachtig, maar… honderd en twee, tweehonderd en zesentwintig, drieduizend zeshonderd vierentwintig.
2. De getallen 1 t/m 100 gevolgd door -honderd, -duizend worden aan elkaar geschreven - dertienhonderd, zevenentwintigduizend, maar… drieënvijftig miljoen.