Redekundig en taalkundig ontleden
Redekundig ontleden betekent dat je de zin gaat verdelen in ZINSDELEN. Bij zinsdelen moet je denken aan:
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling.
Taalkundig ontleden is het benoemen van WOORDSOORTEN. Hierbij worden de volgende woordsoorten onderscheiden:
werkwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Ter illustratie de volgende zin:
“ Jan gaf mijn collega vanmorgen een warm kopje koffie.”
De redekundige ontleding hiervan is:
- gaf = persoonsvorm
- Jan = onderwerp
- gaf = werkwoordelijk gezegde
- een warm bekertje koffie = lijdend voorwerp*
- mijn collega = meewerkend voorwerp
- vanmorgen = bijwoordelijke bepaling
In het lijdend voorwerp zit nog een zinsdeel opgesloten, namelijk 'warm'. Dat zinsdeel noemt men een bijvoeglijke bepaling. Het zegt iets over het bekertje koffie, namelijk dat het warm is.
De taalkundige ontleding van de zin is:
- Jan = zelfstandig naamwoord
- gaf = werkwoord
- mijn = bezittelijk voornaamwoord
- collega = zelfstandig naamwoord
- vanmorgen = bijwoord
- een = lidwoord
- warm = bijvoeglijk naamwoord
- bekertje = zelfstandig naamwoord
- koffie = zelfstandig naamwoord