lezen:poezie_nederlands_moeilijk_op_rijm
Gedicht 1
<hidden>
- Men spreekt van één lot, en verschillende loten,
- Maar ’t meervoud van pot is natuurlijk geen poten.
- Zo zegt men ook altijd één vat en twee vaten,
- Maar zult u ook zeggen één kat en twee katen?
- Laatst ging ik vliegen, dus zeg ik vloog.
- Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog,
- Want woog is nog altijd afkomstig van wegen,
- Maar is dan ‘ik voog’ een vervoeging van vegen?
- Wat hoort er bij ‘zoeken’? Jazeker, ik zocht,
- En zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht?
- Welnee beste mensen, want vlocht komt van vlechten.
- En toch is ik ‘hocht’ niet afkomstig van hechten.
- En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.
- En evenmin zegt men bij slopen ‘ik sliep’.
- Want sliep moet u weten, dat komt weer van slapen.
- Maar fout is natuurlijk ‘ik riep’ bij het rapen.
- Want riep komt van roepen. Ik hoop dat u ’t weet
- En dat u die kronkels beslist niet vergeet.
- Dus kwam ik u roepen, dan zeg ik ‘ik riep’.
- Nu denkt u van snoepen, dat wordt dan ‘ik sniep’?
- Alweer mis m’n beste, maar u weet beslist,
- Dat ried komt van raden, ik denk dat u ’t wist.
- Komt bied dan van baden? Welnee, dat wordt bood.
- En toch volgt na wieden beslist niet ‘ik wood’.
- ‘Ik gaf’ hoort bij geven, maar ‘ik laf’ niet bij leven.
- Dat is bijna zo dom als ‘ik waf’ hoort bij weven.
- Zo zegt men: wij drinken en hebben gedronken.
- Maar echt niet: wij hinken en hebben gehonken.
- ’t Is moeilijk, maar weet u: van weten komt wist,
- maar hoort bij vergeten nou logisch vergist?
- Juist niet zult u zeggen, dat komt van vergissen.
- En wat is nu goed? U moet zelf maar beslissen:
- Hoort bij slaan nu ik sloeg, ik slig, of ik slond?
- Want bij gaan hoort ik ging, niet ik goeg of ik gond.
- En noemt u een mannetjesrat nu een rater?
- Dat geldt toch alleen bij een kat en een kater.
- U ziet, onze taal beste dames en heren,
- Is net als ik zei, best moeilijk te leren!
</hidden>
Gedicht 2
<hidden>
- Mijn zuster Ursula
- is goed in grammatica:
- zij kan er meer van dan ik er van ken.
- Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.
- Soms denk ik dat ik het eindelijk snap:
- Jan lijdend voorwerp in Jan krijgt een klap
- en Marie werkt toch mee in Marie krijgt een kus
- en Marie is het meewerkend voorwerp dus.
- Allemaal fout, volgens mijn zus.
- Mijn zuster Ursula
- is goed in grammatica:
- zij kan er meer van dan ik er van ken.
- Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.
- Soms denk ik dat het gemakkelijk is:
- zijn is gezegde in Jan eet zijn vis,
- was is het werkwoord in Ze is aan de was,
- pas is een bijwoord in Pas op je pas,
- Allemaal fout, mompelt de klas.
- Mijn zuster Ursula
- is goed in grammatica:
- zij kan er meer van dan ik er van ken.
- Soms denk ik dat ik een vondeling ben.
- Maar ik word later veel beter dan zij,
- want dan maak ik er bepalingen bij:
- bepaling van rottig, bepaling van leuk,
- bepaling van kriebel, bepaling van jeuk,
- bepaling van deling, bepaling van breuk,
- bepaling van botsing, bepaling van deuk.
- Mijn zuster Ursula
- is goed in grammatica:
- zij kan er meer van dan ik er van ken.
- Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.
</hidden>
lezen/poezie_nederlands_moeilijk_op_rijm.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1