Een aantal woorden in de Nederlandse taal kan worden vervoegd met de tweede of de derde persoon. Wanneer schrijf je nu 'kan' en wanneer schrijf je 'kunt'?
Voorbeeld: Je kan/kunt via Amsterdam rijden.
* Als 'je' de algemeen verwijzende betekenis heeft van 'men', schrijf je 'kan' (derde persoon). * Als 'je' staat voor 'jij', gebruik je 'kunt' (tweede persoon). - Je (men - derde persoon) kan via Amsterdam rijden. - Je (jij - tweede persoon) kunt via Amsterdam rijden.
Bij zal/zult geldt hetzelfde verhaal. - Je (men - derde persoon) zal dat moeten betalen. - Je (jij - tweede persoon) zult dat moeten betalen.
'Hebt' of 'heeft'? Zowel hebt als heeft kan gebruikt worden in een zin als: Hebt/Heeft u geld voor mij? De voorkeur gaat echter uit naar 'hebt' (tweede persoon).
Let op: als je kiest voor de tweede persoon, dan moet je die keuze ook consequent toepassen bij de wederkerende werkwoorden:
- realiseert u uzelf - verzekert u uzelf - u hebt u vergist
(Uitzondering omwille van de leesbaarheid: 'Hebt u zich vergist?' in plaats van 'Hebt u u vergist?')