Figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Soms kun je woorden niet letterlijk nemen. Zo'n woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is dan een vorm van beeldspraak. Een andere keer kun je een woord wel letterlijk nemen.

Als voorbeeld nemen we de volgende zin: Mickey zit in de put.

Deze zin kun je zowel letterlijk als figuurlijk gebruiken.

  1. Mickey is echt in de put gevallen of gekropen en zit daar dus letterlijk in. Je kunt haar zien zitten.
  2. Mickey heeft een onvoldoende behaald voor rekenen. Ze maakt zich nu veel zorgen. Ze voelt zich ongelukkig.

Bij 1 is er sprake van een echte waarneming; je kunt het daadwerkelijk zien dat ze daar zit.
Bij 2 is er sprake van een gevoelstoestand; het is ongrijpbaar.

Andere voorbeelden van letterlijk en figuurlijk taalgebruik:

Een figuurlijke betekenis kom je ook tegen bij uitdrukkingen: