Verleden tijd

1. Is de letter vóór de -en van het hele werkwoord een t - x– k – f – s – ch – p

Dan: stam+te(n)

Voorbeelden:

• hij kookte
• wij wachtten
• de hond blafte

2. Is de letter vóór de –en van het hele werkwoord geen t - x - k – f – s – ch – p ?

Dan: stam+de(n)

Voorbeelden:

• hij tobde
• wij leefden
• jij mompelde

Herkenbaar door klinkerveranderingen Geen vaste regels

Voorbeelden:

• ik loop – ik liep
• jij doet – jij deed
• hij zoekt – hij zocht
• wij slapen – wij sliepen

Engelse werkwoorden waarbij je een s-klank hoort, krijgen ook -te(n) in de verleden tijd:

• faxen fax gefaxt
• finishen finish gefinisht