De regel is dat woorden die één begrip vormen één woord zijn en dus aan elkaar vast worden geschreven:
prentbriefkaartententoonstelling, waterpomptang, langetermijnproces, vitrinekast…
Als één woord schrijf je in ieder geval:
Soms plaats je een koppel- of scheidingsteken. Zo'n teken plaats je in de volgende gevallen:
Let op!
Bij de laatste wijziging van de Woordenlijst Nederlandse Taal is besloten om voorvoegsels als loco-, quasi-, vice-, privé- en semi- direct aan het woord te koppelen, dus zonder streepje:
locoburgemeester, quasinonchalant, vicedirecteur, privéterrein en semiautomatisch.
Een uitzondering is wanneer twee klinkers met elkaar botsen:
privé-initiatief, pseudo-intellectueel, vice-eersteminister.
Tip 1. Let op woorden als 'teveel' en 'tekort'.
Deze schrijf je alleen aan elkaar vast als ze als zelfstandig naamwoord worden gebruikt: 'het tekort is aardig opgelopen', maar… 'dat is te kort door de bocht', of 'hij heeft te veel geld', maar… 'hij heeft het teveel opgemaakt'. Hetzelfde geldt voor 'tegoed' en 'te goed': 'ik heb nog geld te goed', maar… 'het tegoed krijg ik morgen pas'.
Andere veelvoorkomende vormen van los of aaneen zijn:
Tip 2. Je schrijft degene, datgene, dezelfde, hetwelk, maar… die zelfde en een zelfde.
Getallen Het aaneenschrijven van getallen, kent specifieke regels:
1. Getallen van 0 t/m 100 worden aan elkaar geschreven - anderhalf, drieëntwintig, zevenenvijftig, drievierde, negenentachtig, maar… honderd en twee, tweehonderd en zesentwintig, drieduizend zeshonderd vierentwintig.
2. De getallen 1 t/m 100 gevolgd door -honderd, -duizend worden aan elkaar geschreven - dertienhonderd, zevenentwintigduizend, maar… drieënvijftig miljoen.