Als het onderwerp enkelvoudig is, dan dient de persoonsvorm dat ook te zijn. Ze moeten in getal overeenkomen; ze moeten congruent zijn. Een paar voorbeelden:
Let op! Als het onderwerp bestaat uit een zelfstandig naamwoord dat voorafgegaan wordt door een ander zelfstandig naamwoord dat een aantal of hoeveelheid aangeeft, is er sprake van enkelvoud. In dat geval moet de persoonsvorm óók enkelvoudig zijn.
Een aantal mensen (o) heeft (pv) gestemd. Een grote hoeveelheid rommel (o) belandde (pv) in de prullenbak. Drie procent van de aanwezigen (o) is (pv) tegen het besluit. Een massa kanshebbers (o) heeft (pv) zich ingeschreven.
Soms komt het voor dat een meervoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm krijgt. In die gevallen is incongruentie niet fout:
Schrijf je de afkortingen echter voluit, dan is congruentie verplicht:
Normaal krijg je bij nevenschikking een meervoudige persoonsvorm, zodat er sprake is van congruentie.
Toch zijn er uitzonderingen, bijvoorbeeld: