Twijfel je nog steeds of iets wel of niet een lijdend voorwerp is, dan kun je dat testen door de passiefproef te doen. Bij zo'n proef herschrijf je de zin.
Je zet dan het lijdend voorwerp voorop in de zin en je maakt het ook nog eens het onderwerp. Daarnaast voeg je een vorm van 'worden' of 'zijn' toe én vervolgens het woordje 'door'. Het gaat als volgt:
Veronderstel, je hebt de volgende (actieve) zin: De boer melkt de koe.
In deze zin is de koe het lijdend voorwerp, want: wie/wat + gezegde + onderwerp = de koe
Maak nu een nieuwe zin waarbij je het lijdend voorwerp voorop zet.
Je begint je zin dus met: De koe… Dit wordt dan meteen het onderwerp.
Vervolgens voeg je een vorm van 'worden' of 'zijn' toe.
In dit geval nemen we het woord 'wordt'. Je krijgt dan:
De koe wordt… (De koe = onderwerp, wordt = persoonsvorm)
Voeg nu het woordje 'door' toe, gevolgd door de boer (het onderwerp in de actieve zin) .
Je hebt nu een bijwoordelijke bepaling toegevoegd (door de boer).
Je hebt nu:
De koe wordt door de boer…
Nu hoef je er alleen nog maar het woord 'gemolken' achteraan te plakken.
De passieve zin luidt dan:
De koe wordt door de boer gemolken.
Je hebt de zin nu veranderd van een actieve/berdijvende zin naar een passieve/lijdende zin zin.
Wat opvalt is dat je het woordje 'door' hebt toegevoegd. Dat woord tezamen met 'de boer' vormt een bijwoordelijke bepaling. Wat je ook hebt toegevoegd is een vorm van 'worden' of 'zijn'. In dit geval heb je 'wordt' toegevoegd.
Samenvattend kun je dus zeggen dat je een actieve zin (met lijdend voorwerp) kunt omzetten in een passieve zin door: - het lijdend voorwerp voorop te zetten en het ook nog eens onderwerp te maken en - een vorm van 'worden' of 'zijn' toe te voegen en - het woordje 'door' voor het in de actieve zin zijnde onderwerp te plaatsen (dus er een bijwoordelijke bepaling van te maken)