Een zin met een werkwoordelijk gezegde, kun je in de bedrijvende vorm (een actieve zin) of in de lijdende vorm (een passieve zin) weergeven. Laten we eens kijken naar de volgende zinnen.
Zin 1 staat in de bedrijvende vorm. In deze zin is 'Jan' het onderwerp. Jan is de persoon die de handeling verricht. Het lijdend voorwerp in deze zin is 'de tuin van mijn zuster'.
Zin 2 staat in de lijdende vorm. Nu geeft het onderwerp ('De tuin van mijn zuster') aan wie (of in dit geval wat) de handeling ondergaat.
Kijk nog eens goed naar zin 2. Er vallen drie dingen op, namelijk:
Bovengenoemde drie punten zijn dan ook je gereedschap om een actieve zin om te zetten in een passieve zin. Een voorbeeld:
De boer melkt de koe.
In deze zin is de koe het lijdend voorwerp, want: wie/wat + gezegde + onderwerp = de koe Maak nu een nieuwe zin waarbij je het lijdend voorwerp voorop zet. Je begint je zin dus met: De koe… Dit wordt dan meteen het onderwerp.
Vervolgens voeg je een vorm van 'worden' of 'zijn' toe. In dit geval nemen we het woord 'wordt'. Je krijgt dan:
De koe wordt… (De koe = onderwerp, wordt = persoonsvorm)
Voeg nu het woordje 'door' toe, gevolgd door de boer (het onderwerp in de actieve zin) .
Je hebt nu een bijwoordelijke bepaling toegevoegd (door de boer). Je hebt nu:
De koe wordt door de boer…
Nu hoef je er alleen nog maar het woord 'gemolken' achteraan te plakken. De passieve zin luidt dan:
De koe wordt door de boer gemolken. Je hebt de zin nu veranderd van een actieve zin naar een passieve zin.
Samenvattend kun je zeggen dat je een actieve zin (met lijdend voorwerp) kunt omzetten in een passieve zin door: