Een bijzin is een zinsdeel van de hoofdzin. Vaak kun je zo'n bijzin vervangen door één woord.
Er zijn verschillende soorten bijzinnen:
Een onderwerpszin is een bijzin die de functie van onderwerp heeft. Een voorbeeld:
Dat zij geen zin heeft, is heel begrijpelijk. Dat is heel begrijpelijk.
Wat je gedaan hebt, kan nooit meer goedgemaakt worden. Dat kan nooit meer goedgemaakt worden.
Een lijdendvoorwerpszin is een bijzin die de functie van lijdend voorwerp heeft:
Hij vertelde me dat zijn vrouw borduurt. Hij vertelde me iets.
Een bijzin die de functie van bijwoordelijke bepaling heeft, noemen we een bijwoordelijke bijzin:
Toen ik jou zag, sloeg mijn hart op hol. Toen sloeg mijn hart op hol.
We reserveerden een plaats voor de laatkomers. (Aan) wie de meeste punten heeft, geef ik een beker.
In zinnen met een voorzetselvoorwerpszin komt heel vaak een voorlopig voorzetselvoorwerp voor:
- Hij legde zich neer bij de beslissing - Hij legde zich erbij neer dat de jury een verkeerde beslissing nam.
Het voorlopig voorzetselvoorwerp bestaat uit het woordje 'er' + het vaste voorzetsel.
Een bijvoeglijke bijzin :
Voorbeeld: De man die mijn fiets heeft gestolen, is opgepakt.
Bijvoeglijke bijzinnen zijn onder te verdelen in:
Bij een beperkende bijvoeglijke bijzin voeg je nadere informatie toe die je niet weg kunt laten. Die informatie hoort specifiek bij het onderwerp.
Bij een uitbreidende bijvoeglijke zin voeg je nadere informatie toe die je weg kunt laten zonder dat de belangrijkheid van de zin verandert. Voorbeeld beperkende bijzin:
Voorbeeld uitbreidende bijzin: