Bij bijvoeglijke naamwoorden, zoals snel, heb je trappen van vergelijking. Er zijn drie trappen:
De vergrotende trap maak je door achter het bijvoeglijk naamwoord -er te zetten: zachter, groter.
De overtreffende trap maak je door achter het bijvoeglijk naamwoord -st te zetten: zachtst, grootst.
Let op! Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -r, krijgen bij de vergrotende trap niet -er, maar -der: zwaar - zwaarder.
goed - beter - best
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
Woorden op –isch, -sk, -st en –sd krijgen meest in de overtreffende trap, omdat ze eenvoudigweg met –st niet uitspreekbaar zijn. Een paar voorbeelden:
- logisch – logischer – meest logisch (‘logischst’ krijg je wat moeilijk over je lippen, tenzij je een paar liter bier in je lijf hebt zitten)
- bruusk – bruusker – meest bruusk (ook hier kan alleen drankmisbruik je redden: bruuskst)
- gewiekst – gewiekster – meest gewiekst (enzovoort)
- vast – vaster – meest vast
- verbaasd – verbaasder – meest verbaasd
Het woord meer kun je gebruiken in plaats van –er om zodoende drie toonloze klanken achter elkaar te vermijden:
onvriendelijker wordt meer onvriendelijk uitdrukkelijker wordt meer uitdrukkelijk
Waar het eigenlijk allemaal op neer komt, is dat je de woorden meer en meest alleen gebruikt bij lange of moeilijk uit te spreken woorden, of om ergens de nadruk op te leggen.
De superlatief is de overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord.